1. De opkomst van de transatlantische scheepvaart

De stoommachine, in 1710 uitgevonden door Newcomen en verbeterd door James Watt, werd in eerste instantie gebruikt om water uit de Engelse mijnen te pompen. Later werden ook andere toepassingen bedacht, zoals voortstuwing van voertuigen.

De eerste echte stoomboot zou de PYROSCAPHE geweest zijn, in 1783 gebouwd door de Franse markies Jouffroy d’Abbans. Hij voer er mee op de Saône bij Lyon.

Toen men in de 1e helft van de 19e eeuw een redelijk betrouwbare stoommachine en schepradconstructie had ontwikkeld, ontstonden stoomveerdiensten op de binnenwateren. Voor de zekerheid, en om bij gunstige wind dure steenkool te besparen, hadden ze vaak ook nog zeilen.

De SAVANNAH was het eerste stoomschip dat de Atlantische Oceaan overstak, in 1818. Niet met betalende passagiers maar omdat het schip verkocht was. Op de totale reisduur van 29 dagen voer het schip slechts 85 uur onder stoom.

Indrukwekkender waren de oversteken van de Curaçao, het eerste stoomschip van de Nederlandse marine. Tussen 1827 en 1829 voer zij (met passagiers) drie keer van Hellevoetsluis naar Suriname - voor een groot deel onder stoom.

De Canadese ROYAL WILLIAM voer in 1833 van Canada naar Engeland om daar verkocht te worden. Iedere 4 dagen moest het neergeslagen zout uit de ketels gehaald worden. Ze werd gekocht door de Spaanse marine als ISABEL II of, op zijn Spaans, YSABELLA SEGUNDA.

Verdere ontwikkelingen in de machinebouw maakten het mogelijk de Atlantische Oceaan voortdurend onder stoom over te steken. Er werden verscheidene maatschappijen opgericht die een regelmatige dienst tussen Europa en Amerika wilden onderhouden. De SIRIUS voer voor de British and American Steamship Company. Ze vertrok in 1838 vijf dagen voor de GREAT WESTERN van de concurrerende Great Western Steamship Company uit Engeland maar arriveerde slechts enkele uren eerder in New York.


Naar inhoudspagina Naar volgende pagina